16/09/2016
Europa wil het ondernemen bevorderen en heeft daarom via een richtlijn de lidstaten verplicht om de administratieve rompslomp voor ondernemers in te dijken. België heeft die richtlijn met ingang van 1 januari 2016 omgezet in een wet.
Naast kmo’s en grote vennootschappen bestaan er daardoor sinds 1 januari 2016 ook microvennootschappen. Microvennootschappen zijn vennootschappen die gedurende meer dan twee boekjaren niet meer dan één van de volgende drie criteria overschrijden: een balanstotaal van maximum 350.000 euro, een jaaromzet van niet meer dan 700.000 euro zonder BTW en een personeelsbestand van ten hoogste 10 werknemers. Vennootschappen die op balansdatum van een boekjaar een moeder- of dochtervennootschap zijn, kunnen voor dat boekjaar geen microvennootschap zijn.
De microvennootschap mag een jaarrekening neerleggen volgens een eenvoudiger microschema. De toelichting bij de jaarrekening is eveneens minder uitgebreid dan bij de kmo’s en de grote vennootschappen.
De vennootschapsbelasting verandert niet voor een microvennootschap. De belastbare basis blijft dezelfde. Toch zijn er voor de microvennootschap een aantal fiscale voordelen. Startende microvennootschappen genieten gedurende de eerste vier jaren van een hogere vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing (20% in plaats van 10%). Ze hebben ook een groter voordeel onder het taxshelterregime: de belastingvermindering in de personenbelastingbelasting van zij die beleggen in een startende microvennootschap bedraagt 45%, tegenover 30% in een kleine vennootschap. Daarnaast genieten microvennootschappen van dezelfde fiscale voordelen als de kleine vennootschappen, zoals de verhoging van de notionele interestaftrek (+ 0,5%) en de mogelijkheid tot het aanleggen van een liquidatiereserve.