24/02/2017
Recente arresten van de Hoven van Beroep te Antwerpen en te Gent bevestigen dat een bedrijfsleider de bezoldiging van familieleden of derden die hem bijstaan mag aftrekken als beroepskost.
Eerder had het Hof van Cassatie beslist dat de bezoldigingen van helpers slechts voor de bedrijfsleider aftrekbaar zijn als ze onlosmakelijk verbonden zijn met zijn activiteiten als bedrijfsleider van de vennootschap en niet met de activiteiten zelf van de vennootschap. Er moet dus volgens Cassatie worden nagegaan of de activiteiten wel degelijk ten goede komen aan de bedrijfsleider en niet aan de vennootschap.
In de zaken voor het Antwerpse en het Gentse Hof ging het telkens om een bedrijfsleider waarvan de helpers tegelijk taken van organisatorische aard en van operationele aard uitvoerden. De taken van operationele aard zou een werknemer van de vennootschap even goed kunnen uitvoeren. De Hoven oordeelden evenwel dat het niet uitmaakt of een deel van de taken tot de eigenlijke activiteit van de vennootschap behoren. Een bedrijfsleider oefent immers niet noodzakelijk alleen maar taken uit die onder het leiding geven van de vennootschap vallen, hij kan ook opdrachten uitvoeren die tot de eigenlijke activiteit van de vennootschap behoren. De hulp die hij krijgt voor die operationele taken stellen hem in staat om het werk beter te organiseren en zijn eigen arbeid te verlichten. Daardoor kan hij aan de vennootschap dezelfde bezoldiging aanrekenen. Om die reden kan de bedrijfsleider de daarvoor betaalde vergoedingen aftrekken als beroepskost.