09/02/2018
Vanaf 2018 zijn er een aantal ingrijpende veranderingen in de vennootschapsbelasting. We zetten het graag even voor u hier kort op een rij. Onze volledige info kan je hier downloaden(PDF)
Tarief vennootschapsbelasting
Het tarief van de vennootschapsbelasting daalt naar 29% vanaf 2018 en naar 25% vanaf 2020. De aanvullende crisisbijdrage verlaagt voor 2018 en 2019 van 3% naar 2%, ze valt weg vanaf 2020.
De minimale bezoldiging voor minstens één bedrijfsleider verhoogt van 36.000 euro naar 45.000 euro.
Sanctie bij gebrek aan minimumbezoldiging
Indien de bezoldiging aan minstens één bedrijfsleider lager is dan 45.000 euro en niet gelijk aan het resultaat van het belastbaar tijdperk dan kan de KMO niet genieten van het verlaagd vennootschapsbelastingtarief. Bovendien is de KMO ook nog eens onderworpen aan een bijkomende bijzondere heffing van 5,1 % (5% + 2% ACB of crisisbijdrage) als geen of te weinig bedrijfsleiderbezoldiging aan ten minste één bedrijfsleider wordt uitgekeerd.
Voorafbetalingen
De basisrentevoet voor de berekening van de belastingvermeerdering wanneer men niet of onvoldoende voorafbetaalt, mag in de vennootschapsbelasting voortaan niet lager zijn dan 3 %. De belastingvermeerdering neemt daardoor gevoelig toe:
Betaaldatum
|
Vermeerdering
|
10 april 2018 (VA1)
|
3,00% > 9,00%
|
10 juli 2018 (VA2)
|
2,50% > 7,50%
|
10 oktober 2018 (VA3)
|
2,00% > 6,00%
|
20 december 2018 (VA4)
|
1,50% > 4.50%
|
Investeringsaftrek
Voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019 verhoogt het percentage van de investeringsaftrek in de personenbelasting van 8 % naar 20 %. Het basistarief van 8 % dat in de vennootschapsbelasting voor KMO's geldt, wordt eveneens verhoogd naar 20 % voor investeringen tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019.
Kapitaalverminderingen
Kapitaalverminderingen zijn niet langer belastingvrij. Bij 'eigen vermogen' dat uit kapitaal en reserves bestaat wordt voortaan de kapitaalvermindering verhoudingsgewijs enerzijds toegerekend op het kapitaal, en anderzijds op de reserves. De toerekening op de reserves wordt beschouwd als een aan roerende voorheffing onderworpen dividend.
Autokosten eenmanszaken
Voor eenmanszaken is de aftrek van autokosten voortaan ook in de personenbelasting afhankelijk van de CO2-uitstoot van de wagen.
Meerwaarden op auto's
Het belastbaar bedrag van professionele meerwaarden op auto's in de sfeer van 'winsten' en 'baten' wijzigt, zodat het gedeelte van de meerwaarden dat belastbaar is, overeenstemt met een percentage "gelijk aan de verhouding tussen de fiscaal aangenomen afschrijvingen en de geboekte afschrijvingen".
Stopzettingsmeerwaarden personenbelasting
Stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa worden in de personenbelasting slechts belastbaar tegen 10 %, op voorwaarde dat zij verkregen of vastgesteld zijn naar aanleiding van de stopzetting van de werkzaamheid vanaf de leeftijd van 60 jaar of tengevolge van het overlijden of naar aanleiding van een gedwongen definitieve stopzetting.
Meerwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting
De vrijstelling van meerwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting wordt afgestemd op de DBI-voorwaarden, met inbegrip van de minimum-participatievereiste en de vereiste inzake minimale houdperiode (met een afwijkende regeling voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen).
Inschakelingsbedrijven
Het stelsel van vrijstelling van vennootschapsbelasting voor erkende inschakelingsbedrijven wordt aangepast om te vermijden dat bepaalde vrijgestelde premies leiden tot een dubbele vrijstelling.
Voorzieningen voor risico's en kosten
Voorzieningen voor risico's en kosten zijn in de vennootschapsbelasting enkel nog aftrekbaar als de voorzieningen voortvloeien (1) "uit verbintenissen die door de onderneming zijn aangegaan gedurende het belastbaar tijdperk of een van de voorgaande belastbare tijdperken"; of (2) "uit wettelijke of reglementaire verplichtingen, andere dan de verplichtingen die louter voortvloeien uit de toepassing van een boekhoudkundige of jaarrekeningsrechtelijke reglementering".
Tax shelter
De tax shelter voor de filmindustrie en de podiumkunsten wordt in overeenstemming gebracht met de nieuwe tarieven in de vennootschapsbelasting.
Investeringsreserve
De bestaande regeling inzake de 'investeringsreserve' voor KMO-vennootschappen blijft slechts behouden voor investeringsreserves aangelegd bij het verstrijken van een belastbaar tijdperk dat ten laatste afsluit op 30 december 2018.
Vooruitbetaalde kosten
Vooruitbetaalde of als zodanig geboekte kosten, die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op een toekomstig belastbaar tijdperk, zijn voortaan slechts als beroepskosten "aftrekbaar in het belastbare tijdperk waarin ze ofwel zijn betaald of gedragen, ofwel als schuld zijn geboekt, alsmede in de volgende belastbare tijdperken, in verhouding tot het gedeelte van die kosten dat betrekking heeft op dat belastbare tijdperk".
DBI
De DBI-aftrek wordt verhoogd van 95% naar 100%.
Notionele interestaftrek
De notionele interestaftrek wordt beperkt. De aftrek wordt enkel nog berekend op basis van een vijfde van het positieve verschil tussen enerzijds het eigen vermogen op het einde van het belastbaar tijdperk, en anderzijds het eigen vermogen op het einde van het vijfde voorgaande belastbare tijdperk.
Aanrekening aftrekbare bedragen : de korf
Er gelden bijzondere aanrekeningsregels voor een aantal aftrekposten (DBI, investeringsaftrek, aftrek voor innovatie-inkomsten, enz.). De aftrek wordt globaal per belastbaar tijdperk beperkt tot 1.000.000 EUR, vermeerderd met 70 % van het saldo van het fiscaal resultaat, zodat 30 % van dit saldo een minimale belastbare grondslag vormt.
Uitsluiting aftrek na controlewijziging
Bij verwerving of wijziging van de controle van een vennootschap die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, kunnen bepaalde aftrekposten niet (meer) worden toegepast.
Uitsluiting aftrek na belastingcontrole
Met uitsluiting van de DBI-aftrek van het jaar zelf, worden voortaan in de vennootschapsbelasting geen aftrekken, noch compensaties met verliezen van het belastbaar tijdperk meer aanvaard op de verhogingen van de belastbare grondslag die worden vastgesteld na een belastingcontrole, met dien verstande dat de uitsluiting slechts geldt indien er als sanctie een effectieve belastingverhoging wordt toegepast van minstens 10 %.
Niet of laattijdige aangifte
Bij niet-aangifte of laattijdige aangifte kan een onderneming of beoefenaar van een vrij beroep belast worden op een forfaitair minimum van 34.000 EUR. Bij herhaalde inbreuken wordt dit bedrag verhoofd met 25 % tot 200 %.
Nalatigheidsinteresten
De rentevoet van nalatigheidsinteresten verschuldigd aan de Staat (tot nu toe 7 %) wordt voortaan jaarlijks vastgesteld met een minimum van 4 % en een maximum van 10 %. Voor 2018 bedraagt hij 4%.
Moratoriuminteresten
Ook de moratoriuminteresten (tot nu toe 7%) zullen jaarlijks vastgesteld worden zoals de nalatigheidsinteresten, maar dan verminderd met 2 procentpunten. De interest die de Staat moet betalen bedraagt dus minimaal 2 %, wat meteen ook de voor 2018 toepasselijke rentevoet wordt.